Weerwolven
Weerwolven zijn een bekende verschijning in de Europese mythologie en folklore. De weerwolvenziekte wordt ook wel lycanthropie genoemd, van de Griekse woorden lycos (wolf) en anthropos (man of mens). Weer in weerwolf stamt waarschijnlijk af van het Oudengelse en Oudhoogduitse wer, dat man betekent. Deze manwolven of manbeesten kunnen hun mensenlichaam veranderen in dat van een vraatzuchtige wolf. Sommige weerwolven kunnen van vorm veranderen wanneer ze zelf willen, terwijl anderen onder invloed van de volle maan buiten hun wil om in een wolf veranderen. Mensen die door een weerwolf gebeten zijn worden zelf ook weerwolven. Aan weerwolven worden bovenmenselijke krachten en zintuigen toegedicht. De weerwolflegende is zeer oud: uit de Griekse mythologie stamt het verhaal van koning Lycaon van Arcadië, die geldt als de stichter van Lykosura, de oudste stad van het oude Griekenland. Lycaon zou aan de Griekse oppergod Zeus mensenvlees hebben willen offeren, waarop de god woedend werd en Lycaon in een wolf veranderde. De Griekse dichter Ovidius schreef rond het begin van onze jaartelling in zijn verhalenbundel Metamorphoses over Lycaons transformatie: "Ver weg jankte hij hoewel hij trachtte te roepen: zijn mond verklankte zijn bloeddorst. Van dan af richtte hij zijn moordlust op dieren in het veld: hij werd een wolf. Kleren werden vacht, armen en benen werden poten. Toch toonde hij nog tekens van zijn oude staat: dezelfde bruingrijze kleur, dezelfde wreedheid, zijn ogen lichtten even fel en hij zag er nog even woest uit." Door de eeuwen heen bleven weerwolvenverhalen populair. Wolven waren in Europa de meest gevreesde roofdieren en in de loop der eeuwen werden vele duizenden mensen door wolven gedood, waardoor het niet verwonderlijk was dat hier juist deze dieren in verhalen over vormveranderaars voorkwamen. De Romeinse schrijver Plinius de Oudere verhaalt in zijn Historia Naturalis over weerwolven en Petronius schrijft over een weerwolf in zijn Satyricon. De Franse dichteres Marie de France schreef in de 12e eeuw het liefdessprookje Bisclavret, over een edelman die elke week in een wolf veranderde. Ook in de middeleeuwse Saga van de Völsungen uit de IJslandse Lied-Edda komen weerwolven voor. Enkele werken uit de 19e eeuw waarin weerwolven voorkomen zijn de Gothic Horror-roman The Phantom Ship over het spookschip De Vliegende Hollander uit 1839 van Frederick Marryat en Le Meneur de loups (de wolvenleider) uit 1857 van Alexandre Dumas. De bekendste weerwolfroman uit de 20e eeuw is The Werewolf of Paris (1933) van de Amerikaanse schrijver Guy Endore. In de Harry Potter-reeks komen ook weerwolven voor, waarvan Remus Lupos (Engels: Remus Lupin) en Fenrir Vaalhaar (Fenrir Greyback) de bekendste zijn. De Nederlandse kinderboekenschrijver Paul van Loon heeft een tiental kinderboeken geschreven over Dolfje Weerwolfje, een jongetje dat als hij zeven jaar is geworden ontdekt dat hij een weerwolf is. De eerste weerwolf-film was Werewolf of London uit 1935. Het was echter de film The Wolf Man uit 1941 die een grote invloed zou hebben op de volgende films. In deze film werd voor het eerst gewag gemaakt van de afkeer van weerwolven voor zilver, iets dat in de eerdere verhalen of films nooit werd vermeld. In vrijwel alle daaropvolgende films werden weerwolven neergezet als krachtige en vrijwel onkwetsbare wezens, die alleen door zilveren wapens konden worden verslagen. Hammer Film Productions maakte in 1961 The Curse of the Werewolf, de verfilming van het boek The Werewolf of Paris van Guy Endore. |
|